Ouderen moeten veel gevoelens van verlies
verwerken. Door de jaren heen zijn allerlei mensen die hen
dierbaar waren gestorven, hetgeen verdriet en rouw met zich
meebrengt en het alleen zijn doet toenemen. Maar ook het
doorworstelen van het verlies van een eigen vertrouwde
woonomgeving, autonomie, inkomen, gezondheidsproblemen zoals
handicap of een chronische ziekte, de fysieke aftakeling en
verminderde vaardigheden, is geen sinecure. Tel daarbij nog
het gedwongen moeten aanvaarden van een groeiende
afhankelijkheid om je te moeten laten wassen, kleden en naar het
toilet te helpen. En als bewoners van een rusthuis voelen
ze zich vaak vervreemd van een samenleving met normen die niet
de hunnen zijn. Ze voelen zich niet meer belangrijk...
Wanneer
ouderen zorgafhankelijk worden en het niet meer
redden om zelfstandig en onafhankelijk te blijven,
lopen zij het gevaar geleidelijk hun trots en
eigenwaarde in te leveren, en hun betrokkenheid bij
het leven te verliezen.
Een onvermogen om het hoofd te bieden aan zoveel bedreigende
factoren kan leiden tot somberheid,
lusteloosheid, vereenzaming, grote prikkelbaarheid en in zekere
mate 'antisociaal' gedrag. Deze verschijnselen kunnen wijzen op
een depressie.
Een tijdige herkenning van deze symptomen van depressie en het
inspelen op de hulpkreten van mensen met zelfdodinggedachten kan
helpen om de toenemende zelfdoding bij ouderen te voorkomen.
Een depressie wordt
bij ouderen vaak niet herkend. Dat komt omdat de klachten aan de
leeftijd worden toegeschreven, maar ook omdat ze verschillen van
die bij jongeren. Hierdoor krijgen depressieve ouderen vaak niet
de juiste hulp.
Een juiste
medicatie, pijnbeheer, begeleiding en
ondersteuning
van familie zijn uiterst cruciaal.
Zowat een derde van
de Vlaamse ouderen (75+) is depressief en de
cijfers voor zelfdoding voor ouderen zijn zeer hoog. En toch is daar minder
aandacht voor. Alsof het 'normaler' is als iemand van zeventig
een eind maakt aan het leven.
Maar er zitten grote gaten in de
hulpverlening. Er is weinig
belangstelling om zich in deze groep te specialiseren en ook de
preventie is in hetzelfde bedje ziek. Bovendien ervaren ouderen
een hoge drempel om psychische problemen te bespreken. Een
tijdig herkennen van depressieve symptomen en een
psychologische begeleiding van ouderen is dus geen overdreven
luxe.
Een
onbehandelde depressie is de grootste oorzaak van
zelfmoord
Huisarts mist diagnose bij
twee van de drie ouderen
bron:
Blik op Nieuws - 16/04/2008
Als je luistert, zeg je:
Jij bent belangrijk
(David Dewulf)
Amsterdam
- Twee van de drie ouderen met depressieve klachten wordt niet
door huisarts herkend. Tweederde van deze groep heeft na een
jaar nog steeds klachten. Deze ouderen krijgen zo niet de
behandeling voor deze klachten die hun leven draaglijker zou
kunnen maken. Dit
concludeert huisarts, epidemioloog Els Licht in haar onderzoek
waarmee ze 18 april promoveert bij VU medisch centrum.
Depressie komt veel voor bij ouderen die de huisarts bezoeken:
één op de vier 55-plussers in de wachtkamer heeft depressieve
klachten. Meer dan de helft van hen heeft een ernstige
depressie. De huisarts mist de diagnose bij twee van de drie
ouderen. Tweederde van hen heeft na een jaar nog steeds
klachten. De
Epidemioloog dr.Els Licht:
Wat
patiënten het belangrijkst vinden is
dat er af en toe naar ze geluisterd wordt
"Depressies zijn veel vaker behandelbaar dan we
denken. En somberheid hoort níét bij het leven,
zoals sommige huisartsen zeggen. Dat vind ik veel te
gemakkelijk. Je kunt best helpen om het leven van
mensen wat draaglijker te maken. Dat kan soms in
kleine dingetjes schuilen. Dat er iemand
langskomt van de kerk. Of dat je wekelijks vervoer
naar een bridgeclubje regelt. In Engeland is
onderzocht wat patiënten het belangrijkst vinden, en
dat was dat er af en toe naar ze geluisterd wordt."
(bron:
H & W)
onderzoekster is daarom somber over de prognose van
depressie bij ouderen in de huisartspraktijk. Els Licht volgde
ruim drie jaar een groep van bijna 400 depressieve 55-plussers.
Gedurende het onderzoek werd de huisarts niet ingelicht over de
uitkomsten van de interviews en er werden geen behandeladviezen
gegeven. Door middel van dit onderzoek is duidelijk hoe het
depressieve ouderen verging.
Depressie bij
ouderen is een ernstig maatschappelijk probleem. Depressie
is echter een behandelbare aandoening. Een depressie bij ouderen
duurt gemiddeld langer dan bij jonger volwassenen. Factoren met
een verhogend risico op langdurig ernstige depressieve klachten
zijn: een ernstigere depressie, hogere leeftijd, bijkomende
angststoornis, depressie in de familie, eerdere depressie en
verminderd functioneren in het dagelijks leven. Door de
vergrijzing en de toename van het aantal mensen met lichamelijke
beperkingen, is het noodzakelijk de zorg voor depressieve
ouderen te verbeteren.
Somber, verdrietig en alleen.
Beleef hoe Mevrouw Van Veen
na een depressie weer kleur krijgt in haar
leven... (bron:
parnassia.nl - psycho-medische zorg)
5
kortfilmpjes schetsen een voorbeeldverloop van een
depressie
die wordt doorprikt
dankzij externe hulp...
1. Mevrouw van Veen alleen
"Wat moet ik met
vandaag." Mevrouw Van Veen is weduwe, 2 jaar geleden overleed
haar man. Ze piekert veel en heeft moeite om haar bed uit te
komen.
2. "Je bent dus depressief..."
Dochter treft haar moeder
aan met de gordijnen dicht en een stapel post op de deurmat.
Haar moeder is somber, verwaarloost zichzelf en ruimt haar huis
niet meer op. De dochter vermoedt dat haar moeder depressief is
en zoekt hulp via de huisarts.
3. De somberheid vermindert
Adviesgesprek psycholoog.
De behandeling die hij voorstelt bestaat uit medicijnen en
cognitieve gedragstherapie. Door een andere manier van denken
aan te leren kan de somberheid verminderen.
4. Gewoon doen, niet denken
Bezoek van de Sociaal
Psychiatrisch Verpleegkundige (SPV). Door gesprekken met de
psycholoog heeft mevrouw geleerd dat ze 'gewoon moet doen, niet
zo denken'. Ze kan weer wat genieten van muziek. Haar SPV neemt
folders mee over het koor in de Houtrustkerk. Groepsactiviteiten
dragen ertoe bij om uit een depressie te komen.
5. Nooit meer zo'n zwart gat
Er komt weer meer kleur
in het leven van mevrouw van Veen...
dieper dan een dip
“ De dagen duren te lang, de nachten ook. Als ik in bed lig,
staan mijn ogen wijd open; als ik op ben, wil ik gaan liggen. Ik
vind geen rust meer. In mijn hoofd woelt de strijd, onafgebroken
duiken de gedachten op. Ik denk aan alles en aan niets. Ik kan
niet meer nadenken, herinneringen komen en gaan, ze laten mij
niet los… het zijn spoken die verschijnen, ongevraagd.
Het
is april, dan gaan de mensen aan de slag. De badkamer moet
worden geschilderd, de moestuin ligt nog in winterbedden. Ik wil
eraan beginnen maar het lukt me niet. Alle energie is
weggevloeid, ik voel me slap. Mijn lijf is zonder leven, leeg.
Ik zou willen vloeken maar zelfs dat lukt me niet. De ‘verdomme’
wordt alleen nog maar gepreveld.” (vrij naar het boek “Ouder
worden. Het leven als antwoord”, Luc Van de Ven)
Een depressie bij ouderen kan, net
als in andere levensfasen het geval is, van uiteenlopende aard
zijn. Ook hier geldt dat depressiviteit (een sombere stemming)
in de zin van verdriet een normale menselijke reactie is. Een
echte depressie ontstaat echter als het verdriet niet meer
verwerkt en overwonnen kan worden. Dit gebeurt eerder als de
patiënt in het verleden meer depressieve perioden doorgemaakt
heeft of als hij een verhoogde kwetsbaarheid bezit.
Een depressie kan ook bij ouderen spontaan optreden, of
ontstaan als gevolg van lichamelijke en psychosociale
factoren. Oorzaken op het psychosociale vlak kunnen in deze
leeftijdsfase zeker aanwezig zijn: het gevoel nutteloos te
zijn, geen toekomstperspectief meer te hebben, gebrek aan
sociale contacten, verlies van dierbare personen en in het
bijzonder de partner. Het gedwongen isolement versterkt
het depressieve gevoel nog eens. Bovendien kan een eenzijdige,
onvolledige voeding (vooral op het gebied van vitaminen), een
rol spelen.
Ouder worden en oud zijn hoeft niet onplezierig te zijn.
Onderzoek heeft uitgewezen dat de ‘lifesatisfaction’, het
tevreden zijn met het leven, niet afneemt bij het ouder worden.
Maar de ouderdom komt nu eenmaal met gebreken, zowel in
lichamelijk als in psychisch opzicht. Een aantal van deze
gebreken, bijvoorbeeld de depressie, is wel te behandelen. Juist
bij ouderen is onderdiagnostiek en onderbehandeling een
cruciaal probleem. Helaas ontbreekt het nog wel eens aan
geld en mankracht (artsen en psychiaters die zich met de
psychogeriatrie bezighouden) om dit groeiende probleem te lijf
te gaan. Ook in de preventieve sfeer zou er meer gedaan kunnen
worden.
depressie in cijfers
Vijf procent van de Vlamingen lijdt aan een depressie. Dit komt
neer op zo’n 300.000 mensen. De Wereld GezondheidsOrganisatie
voorspelt zelfs dat depressie tegen 2020 in de Westerse wereld
de tweede meest belangrijke aandoening zal worden (na hart- en
vaatziekten). Depressie treft ook ouderen. 10 tot 15% van de
ouderen zou aan een milde vorm van depressie lijden terwijl 3%
een ernstige depressie doormaakt. Positief in dit verhaal is dat
de grote meerderheid binnen de 5 jaar geneest. Behandeling is
dus effectief!
dip, down, depri
Het begrip ‘depressie’ wordt heel snel in de mond genomen.
Dikwijls wordt depressie gelijkgesteld met een ernstig verdriet
na het overlijden van een dierbare of de verhuis naar een
rusthuis. Dit verdriet kent een duidelijke aanleiding, is
tijdelijk en belemmert het globaal gezond functioneren niet. Bij
een echte depressie spreken we echter van een psychiatrisch
ziektebeeld. De depressieve persoon zit diep in de put gedurende
weken of zelfs maanden zonder vaak een uitlokkende factor te
vinden. Een depressie slaat keihard toe en
treft de volledige persoon zowel fysiek als in zijn denken,
voelen en handelen.
symptomen
De depressieve patiënt heeft een uitgesproken sombere stemming.
Gevoelens van pessimisme, wanhoop en uitzichtloosheid nemen de
bovenhand. Dit is niet van voorbijgaande aard maar vormt de
emotionele grondtoon: alles wordt door een donkere bril beleefd.
Een tweede kernsymptoom is het verlies aan interesse en gebrek
aan ‘goesting’. Activiteiten zoals de kaartclub waar de patiënt
voordien veel plezier aan beleefde, geraken op het achterplan.
Niets raakt of ontroert de patiënt nog. Andere signalen zijn een
veranderde eetlust, slaapstoornissen, gebrek aan energie, een
negatief zelfbeeld, terugkerende gedachte aan de dood en
karakterverandering.
moeilijke diagnose bij ouderen
Een depressie verstop je snel achter een façade (gemaskeerde
depressie). Zeker bij ouderen is er een hoge drempel om
psychische problemen bespreekbaar te maken. ‘Niet klagen
maar dragen’, een vroeger gezegde, zit ook ingebakken in hun
gedrag. Ouderen durven hun psychische klachten ook wel eens
uiten via lichamelijke problemen (hoofdpijn, buikpijn, etc).
Ook beschouwen ze depressief gedrag als een deel van de oudere
dag. De huisarts, waar een depressieve oudere 7 keer meer
langskomt, heeft dus een zware taak: de grens tussen een
depressieve oudere en een neerslachtige, dementerende of
rouwende oudere is heel moeilijk te trekken. Daarom wordt een
depressie vaak niet of pas heel laat ontdekt.
depressie en dementie niet verwarren
(spreekuur thuis.nl)
Een depressie is bij ouderen meestal lastig te herkennen. Helaas
wordt dan ook wel eens de vergissing gemaakt, dat er sprake zou
zijn van dementie. Ouderen met een depressie zijn namelijk vaak
wat vergeetachtig en kunnen in een vreemde omgeving gemakkelijk
de weg kwijtraken. Deze verschijnselen vloeien voort uit de
trage, geremde gedachtegang die een onderdeel is van de
depressie. Als dat niet als zodanig herkend wordt, kan men
de depressie ten onrechte voor een dementie houden. In
dit verband wordt wel eens van een ‘pseudo-dementie’ gesproken.
Zoals eerder gezegd, een foutieve benaming, want er is helemaal
geen sprake van een dementie.
Depressie en dementie kunnen overigens ook in gemengde vorm
voorkomen. Mensen met een beginnende dementie kunnen
tegelijkertijd aan een depressie lijden.
risicofactoren
Dé oorzaak van een depressie bestaat niet! Toch gaat iedereen op
zoek naar een verklaring. Waarom?
Onderzoek wijst uit dat genetische factoren
verantwoordelijk zijn voor 50% van de verschillen tussen mensen
in aanleg voor depressie. Vrouwen zijn eveneens gevoeliger
voor depressies dan mannen. Zelfs een verkeerd gebruik
van medicatie kan risico’s inhouden. De omgeving speelt
ook zijn rol. Moeilijke financiële omstandigheden en
het gebrek aan een vertrouwenspersoon zijn belastend.
ontreddering
bij de omgeving
Talloze pogingen om de oudere op te monteren sterven een stille
dood. De omgeving wordt radeloos en voelt mede-lijden bij het
zien van zoveel ellende. Het gevaar dreigt dat alle plezier,
gezelligheid en genot uit het huis verdwijnen en dat de gehele
familie depressief begint te functioneren. Partners en kinderen
voelen zich schuldig: ‘waarin schiet ik tekort?’ Vaak zien we
ook een toenemend isolement bij de partner ten gevolge van de
wrede buitenwereld. Deze interpreteert een depressie als een
signaal van mank lopende familiale relaties. Dit is een zware
terechtwijzing waaronder de omgeving gebukt gaat.
behandeling
Een vroege behandeling zorgt ervoor dat een depressie zich vaak
niet volledig ontwikkelt. Een depressie vraagt om professionele
hulp. Het ideaal scenario is de combinatie van therapie en
medicatie. Een solide behandeling richt zich niet enkel op het
terugdringen van de symptomen maar ook op het uitbouwen van
een verhoogde weerbaarheid. De behandeling is voor de
meerderheid succesvol na enkele maanden. Het is een pijnlijk
hoofdstuk in een mensenleven, toch getuigen velen dat ze
gesterkt uit een depressie komen. Tijdens die crisismomenten
leer je op een gezonde wijze om te gaan met verlies,
veranderingen en beperkingen.
tips voor de mantelzorger
● Luister
onvoorwaardelijk zonder advies te willen geven.
Veroordeel niet.
● Bied hulp bij een aantal praktische zaken.
Respecteer een trager tempo.
● Geef hoop en benadruk dat de situatie
tijdelijk is.
● Definieer depressie als een ziekte die de
oudere overkomt en waar hij dus zelf geen schuld aan
heeft.
● Help om structuur aan te bieden.
Bij
het Davidsfonds verscheen een basiswerk over
psychisch gezond ouder worden: ‘Ouder worden. Het
leven als antwoord’ van Luc Van de Ven. Van de Ven
is gerontopsycholoog, verbonden aan de Universitaire
Ziekenhuizen van de K.U.Leuven. Het boek geeft
inzicht in de complexe realiteit van het ouder
worden. Oud worden betekent dat men
verlieservaringen moet incasseren. Sommigen zullen
het met deze verwerking zo moeilijk hebben dat er
sprake is van psychisch lijden. Wanneer de oudere
lijdt, gaat ook de omgeving hieronder gebukt. De
problemen voor kinderen van ouderen die psychisch
lijden, zijn vaak erg groot : er is sprake van heel
wat stress, soms treft dit een hele familie.
Naast rouw, oud verdriet en depressie komen in dit
boek aan bod: dementie, ouderenmishandeling,
persoonlijkheidsstoornissen, verslaving...
Ouder worden - Van De Ven Luc - uitgeverij
Davidsfonds - ISBN 905826310X - 16,95€
Voor veel
hoogbejaarden is het overlijden van hun partner een reden om uit
het leven te stappen. Ouderen die een zelfmoordpoging ondernemen
doen dat meestal drastisch.
Naaste familieleden getuigen over de zelfdoding van hun ouder of
partner...
België scoort hoog in de
statistieken van zelfdoding. Bejaarde mannen vormen daarbij een
grote risicogroep. Heel wat oudere mensen hebben het moeilijk om
nog zin te geven aan hun leven.
Onderstaande informatie werd overgenomen
van de website van dr. geriater Erik Lambrecht en
omschrijft depressie bij ouderen op een overzichtelijke en
bevattelijke wijze. De website van dr. Lambrecht geeft ook
transparant informatie weer over andere ziektebeelden die
verwant zijn met ouderdom, zoals dementie, ziekte van Parkinson
en Alzheimer, osteoporose, incontinentie, verwardheid,
valpreventie,...
U kan de website van dr. Lambrecht bezoeken op
www.geriater-lambrecht.be
en wij danken hem voor zijn
instemming om deze teksten m.b.t. depressie bij ouderen, op deze
pagina over te nemen.
1. INLEIDING
2. WAT ZIJN DE
SYMPTOMEN VAN DEPRESSIE?
3. VERSCHIL TUSSEN
DEMENTIE EN DEPRESSIE
4. ONTSTAAN VAN EEN
DEPRESSIE
5. HOE OMGAAN MET
DEPRESSIEVE OUDEREN?
6. DENK AAN JEZELF
7. BEHANDELING
1. INLEIDING
wat is een depressie in het
algemeen?
"Ik zie het niet meer
zitten". "Het leven heeft geen zin meer". "Het interesseert mij
allemaal niet meer". Als je dit ervaart bij jezelf:
● gevoelens zijn
zeer heftig
● duren dagenlang
● geen controle meer over jezelf en over je
eigen emoties
● sombere stemming
● weinig of geen plezier meer beleven aan
activiteiten waar men vroeger interesse voor had
Depressie is dan het
woord dat de arts zal uitspreken, vooral als deze
gemoedstoestand langer dan 14 dagen aansleept, en de meeste van
de volgende verschijnselen aanwezig zijn:
● gebrek aan
energie, steeds moe zijn
● vaak aan zelfmoord of aan de dood denken
● teveel slapen, of juist last hebben van
slapeloosheid
● concentratieproblemen, besluiteloosheid
● zonder een dieet te volgen toch op korte
tijd vermageren, of juist te vlug zwaarder worden
● zich schuldig voelen of nutteloos en
waardeloos.
depressie bij ouderen
Ouder worden gaat soms gepaard met een complete
verandering in je eigen bestaan. VERLIES is het grote
woord.
VERLIES
●
pensionering of zijn werk verliezen geeft de persoon
soms het gevoel nutteloos te zijn, hij heeft geen
doel meer in
zijn leven. Je hoort hun soms de
opmerking maken "WAT LOOP IK HIER NOG TE DOEN".
● fysieke beperkingen zoals gehoorstoornissen,
moeilijkheden om te stappen, problemen met het
zicht,
slaapstoornissen, ziek worden enz.... Dit
alles brengt met zich mee dat de persoon meer en
meer afhankelijk wordt
van zijn omgeving
● het sociale leven verandert door verlies van
vrienden, kennissen, partner
● het verlaten van hun oude, vertrouwde
omgeving om naar een serviceflat, rustoord of een
rust- en verzorgingstehuis
te gaan wonen zodat ze
hun vroegere sociale contacten praktisch volledig
verliezen.
Dit
verlies op allerlei vlakken
brengt een gevoel van machteloosheid, verdriet, angst, kopzorgen
en eenzaamheid met zich mee.
Bij ouderen gaan
dikwijls concentratieproblemen en lichamelijke klachten gepaard
met depressie. De bejaarden hebben nog weinig interesses en
voelen zich meestal nutteloos.
Sommige van deze verschijnselen doen aan depressie denken en
zijn moeilijk op te sporen. Praat erover met uw behandelend
arts.
Depressie bij ouderen opsporen is belangrijk, er is immers iets
aan te doen !
Sneller opsporen, aanpakken en liefst voorkomen is de bedoeling
van een initiatief van het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg (CGG)
Zuid-Oost-Vlaanderen. "WIJ willen zoveel mogelijk zorgverleners
in de rusthuizen bijbrengen hoe ze depressie bij ouderen kunnen
herkennen", zegt psycholoog Yvan De Groote.
Depressie is bij ouderen in veel gevallen te verhelpen. Omdat ze
vaak via lichamelijke klachten worden geuit, wordt een depressie
niet altijd onderkend met als gevolg soms onnodige medische
onderzoeken.
Directeur Wim D'hanis van het CGG Zuid-Oost-Vlaanderen stelt
vast dat de drempel naar geestelijke gezondheidszorg voor
ouderen erg groot blijft, ouderen zijn moeilijk te bereiken. Het CGG probeert daarom naar de ouderen te gaan. Met het
pilootproject van Vlaams minister Inge Vervotte krijgt het die
kans.
"Omdat de middelen beperkt zijn, wilden we iets doen waarmee we
zoveel mogelijk mensen konden bereiken, de methode van het
gistblokje", dixit Yvan De Groote. De personeelsleden in de
rusthuizen wordt een vorming aangeboden waarmee ze alert worden
gemaakt om depressieve kenmerken te detecteren. Elke vorming
wordt voor een 40-tal mensen gehouden. Over depressie moet, het
liefst in dezelfde taal, door zoveel mogelijk mensen worden
gesproken. De artsen zijn eveneens bij het initiatief betrokken.
Er komt ook een effect in de thuiszorg door het contact van de
coördinerende rusthuisarts (CRA of Coördinerend en Raadgevend
Arts) met zijn collega's.
Tijdens een twee uur durende vorming leert het rusthuispersoneel
nagaan of de bewoners tot de risicogroep behoren of met
depressie te maken hebben. "De respons van de rusthuizen is
groter dan wat we kunnen aanbieden".
"We zijn in februari gestart en de boekingen zijn niet meer te
volgen. Wij kunnen dit aanbod enkel doen voor onze regio, maar
willen onze know-how ook voor anderen ter beschikking stellen.
En hopelijk kunnen we ons proefproject verlengen" dixit Wim
D'hanis.
Einde citaat
uit Straal van 18/04/2007
2. WAT ZIJN DE
SYMPTOMEN VAN DEPRESSIE?
Gedragspatroon
●
geen behoefte meer aan sociaal contact en zich
hierdoor automatisch isoleren en afzonderen.
● weinig interesse voor persoonlijke
verzorging of voor
zijn omgeving
● ofwel passief zijn of juist net het
omgekeerde,
overactief, opgewonden en rusteloos zijn
● opgewonden en rusteloos zijn.
● de handelingen zijn langzamer.
● geen initiatief kunnen nemen.
● teveel drinken (alcohol).
● toestanden erger maken dan ze zijn, 'van een
mug
een olifant maken'.
● weinig energie of juist te veel.
● de dag moeilijk beginnen, daarna verbetert
de toestand.
● veelvuldig huilen.
Fysieke
kenmerken
●
te veel, of juist te weinig eten.
● geen zin in seks.
● slaapstoornissen, zowel inslaapstoor-
nissen
als doorslaapstoornissen.
● klachten over pijn: hoofdpijn, maagpijn,
hartkloppingen, duizeligheid, rugpijn,
buikpijn (darmen), beven van de handen.
Gedachten
● sombere
gedachten die sterker zijn dan men zelf wil,
men kan ze niet afremmen.
● denken aan de dood en zelfdoding
● problemen met het geheugen, zich moeilijk
kunnen
concentreren
● wat men vroeger vanzelfsprekend kon, lijkt
nu een
onoverkomelijke hindernis "Ik kan het niet meer"
● piekeren, geen besluiten kunnen nemen
● zich constant concentreren op ingebeelde
lichaamskwalen
Emotioneel
● zich
minderwaardig voelen, gebrek aan
zelfvertrouwen, onzeker zijn.
● eenzaam en wanhopig zijn
● panische angstgevoelens hebben.
● zich schuldig voelen, beschaamd zijn,
leegheidgevoel vanbinnen en gevoelens van
spijt hebben.
● alles negatief zien, pessimistisch zijn
● zich nutteloos en waardeloos voelen,
negatief zelfbeeld
● geen plezier meer beleven aan dagdagelijkse
activiteiten.
Bij ouderen kan
een depressie zich op een andere manier uiten,
daardoor denkt men soms aan dementie, dat is verwarrend.
Dementie
●
stoornis van het denken
● langzame evolutie
● familie herkent symptomen veel later
● de persoon zal problemen met geheugen
ontkennen
Depressie
●
gevoelsstoornis
● vluggere evolutie
● familie herkent de symptomen sneller, ziet
de persoon veranderen
● de persoon zal klagen over geheugenstoornissen
4. ONTSTAAN VAN EEN
DEPRESSIE
Depressies
ontstaan door verschillende factoren die elkaar versterken:
psychische, lichamelijke, omgevings-relationele factoren.
psychische
factoren ● faalangst
● perfectionisme
● gebrek aan zelfvertrouwen
● verdriet ten gevolge van het niet kunnen
verwerken van bepaalde gebeurtenissen en ook geen steun kunnen vragen
aan andere mensen
● eentonig leven met te weinig afwisseling en
weinig aangename gebeurtenissen maken u gevoeliger voor
depressies
lichamelijke
factoren ● vrouwen
hebben twee keer zoveel kans depressief te worden
dan mannen
● personen die op jongere leeftijd, dus voor
hun vijfenzestigste levensjaar een depressie hebben gehad, hebben een
grotere kans om later
opnieuw depressief te worden
● ziekte kan leiden tot depressiviteit: minder
mobiel zijn, incontinentie, zich verbaal moeilijker kunnen uitdrukken,
gezichts- en
gehoorsstoornissen, voortdurend pijn lijden zorgen voor een grotere kwetsbaarheid en een grotere
gevoeligheid voor depressies
● oververmoeidheid door slapeloosheid breekt
je weerstand
● bepaalde medicatie kan leiden tot somberheid
omgevings- relationele
factoren ● langdurige
ziekte van partner of verlies van partner
● niemand hebben om je eigen moeilijkheden mee
te kunnen bespreken
● problemen bij kinderen, kleinkinderen
● verhuizing naar een rusthuis
● geen steun uit de omgeving
● armoede, wonen onder slechte leef-
omstandigheden, wonen in de stad en zich
daardoor onveilig voelen
5. HOE OMGAAN MET
DEPRESSIEVE OUDEREN?
● verzamel zoveel
mogelijk informatie over depressie
● ga de persoon opzoeken in de namiddag, 's
morgens hebben ze het al moeilijk genoeg om de dag te beginnen
● van het grootste belang is aanwezig te zijn
en te luisteren
● de persoon op het hart drukken naar de raad
van de arts te luisteren, en zijn medicatie strikt in te nemen
● geen raad geven, want dat valt dikwijls niet
in goede aarde.
● praat over aangename gebeurtenissen van
vroeger
● moedig de persoon aan om bvb. samen eens een
wandeling te maken
● indien de persoon allusie maakt over
zelfmoord, vat dit niet te licht op, verwittig desnoods iemand
● de persoon niet overbeschermen
● bij elke vooruitgang de persoon aanmoedigen
6. DENK AAN JEZELF
● ga niet boven uw
eigen limieten
● tracht uw persoonlijke gevoelens te
controleren door de situatie te aanvaarden
● laat je vroegere activiteiten niet vallen
● hou sociaal contact
● laat je niet beïnvloeden door de stemming
van een ander
● ziet u het niet meer zitten neem dan contact
met professionele instellingen, of spreek met lotgenoten
7. BEHANDELING
Een juiste diagnose is
van het allergrootste belang. Spreek met je
behandelende arts en probeer hierbij niet alleen je
lichamelijke klachten vernoemen, durf te zeggen wat
erin je omgaat. Een combinatie van psychotherapie en
medicatie is aan te raden.
gesprekstherapie
Gesprekstherapie door een psychotherapeut,
psycholoog of psychiater betekent is een goede
begeleiding voor de depressieve oudere persoon.
Door gespreksbegeleiding krijgt u meer inzicht in uw
situatie. U leert vlugger de symptomen herkennen. U
leert om te gaan met uw problemen. U krijgt meer
weerstand indien er eventueel een nieuwe depressie
dreigt aan te komen.
Bij gesprekstherapie wordt soms ook uw partner of
familie aangesproken of betrokken.
medicatie
Wanneer de arts het nodig acht zal hij
antidepressiva voorschrijven. De bedoeling van deze
medicatie is het verstoorde biologisch evenwicht in
de hersenen te herstellen.
Zowel opbouw als afbouw van de medicatie gebeurt
onder nauwgezet toezicht van de arts. In het begin
van de medicatie (opbouw) heeft men nog meer de
neiging tot zelfmoordgedachten. Het afbouwen van de
medicatie moet geleidelijk aan gebeuren, NIET PLOTS
AFBREKEN, zelfs al zijn de symptomen sterk
verminderd of zelfs verdwenen.
Er zijn talrijke soorten antidepressiva. Het
onderlinge verschil ligt vooral bij het biologisch
aangrijpingspunt en bij de eventueel voorkomende
nevenwerkingen, zoals:
●
misselijkheid
● hoofdpijn
● droge mond
● sufheid
Soms
dienen meerdere antidepressiva te worden
uitgeprobeerd of worden combinaties van
verschillende medicijnen gegeven om een maximaal
effect te bekomen.
Hoe lang behandelen? (bron:
Geriatrie Dagelijkse praktijk; Verantwoordelijke
uitgever Pfizer N.V.)
Er is een verschil van mening, 20% van de
depressieve ouderen hervallen binnen de zes maanden
na het stopzetten van de behandeling. Naarmate de
leeftijd hoger ligt, wordt de kans groter te
hervallen. De studie "Old Age Depression Interest
Group" heeft in dit verband aangetoond dat over een
periode van 2,5 jaar, de kans om in goede gezondheid
te blijven 2,5 maal groter is bij de ouderen die een
antidepressivum krijgen.
Dit wil zeggen dat de kwetsbare periode tijdens een
antidepressiebehandeling en na het verkrijgen van
een therapeutisch effect wordt beschreven, veel
langer is bij de oudere patiënt die als dusdanig als
een risicopersoon moet worden beschouwd.
In ieder geval moet de behandeling lang genoeg
worden aangehouden, ook bij verbetering van de
symptomen.
"RIEN N'EST PLUS DOUX A L'AME
QUE DE RENDRE UNE AME MOINS TRISTE" (Verlaine)
"Ieder jaar wordt de
levensverwachting een klein seizoen langer,
maar aan de kwaliteit van
die extra levenstijd schort duidelijk iets"
"De
boodschap die we ouderen meegeven,
heeft veel weg van
een doodsvonnis"
"Alleen een geleidelijke
mentaliteitswijziging kan ‘ageism’
en de marginalisatie van
ouderen tegengaan"
Ieder jaar wordt de gemiddelde
levensverwachting van de Vlaming een klein seizoen langer, zo
blijkt uit de Vlaamse Gezondheidsindicatoren. Uit dezelfde
cijfers kunnen we echter opmaken dat er aan de kwaliteit van
die extra levenstijd duidelijk iets schort: zowat een derde
van de Vlaamse ouderen (75+) is depressief. Bovendien komt
zelfdoding in absolute cijfers het meest voor bij ouderen. Zo
pieken de zelfdodingscijfers bij mannen vanaf 70 jaar. Wat is er
aan de hand?
Uit een gesprek van Linus Vanlaere met ouderenpsychiater Filip
Bouckaert (Universitair Psychiatrisch Centrum St. Jozef
Kortenberg; Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg, Brussel)
blijkt dat zelfdoding bij ouderen niet uitsluitend moet worden
geduid als een psychiatrisch probleem, maar ook als een
zingevingsproblematiek.
Dr. Bouckaert introduceert tevens een vernieuwend denken in de
ouderenzorg door te pleiten voor een
integrale zorgvisie waarin ook aandacht wordt besteed aan het
zingevingsaspect. Door op een andere manier naar
ouderenzorg te kijken en deze zorg anders aan te pakken, kan
preventief worden opgetreden ten aanzien van zelfdoding. In deze
bijdrage poogt Vanlaere Bouckaerts suggesties te expliciteren en
zet hij de bakens uit voor verder onderzoek.
Zelfdoding bij
ouderen: een zingevingsproblematiek
Het onvermogen om
zin te geven aan eindigheid en afhankelijkheid
Ouderenpsychiater Filip Bouckaert geeft aan dat depressie een
belangrijk, maar onderschat gezondheidsprobleem is bij ouderen.3Depressie is in de leeftijdscategorie van de 75-plussers niet
alleen de meest voorkomende functionele psychiatrische
aandoening, maar gaat er ook gepaard met een hoog risico op
sterfte door zelfdoding. Oudere depressieve volwassenen, en in
het bijzonder mannen, plegen meer zelfdoding dan andere
leeftijdsgroepen. Bovendien is zelfdodingsgedrag bij ouderen ook
‘(...) dodelijker dan bij andere leeftijdsgroepen’, want
zelfdoding wordt ‘(...) minder voorafgegaan door een poging, is
gewelddadiger, minder impulsief en er is minder mogelijkheid tot
redding’.4
Depressies bij ouderen ontstaan door verschillende op
elkaar inwerkende factoren. Bouckaert vermeldt dat de interactie
tussen lichamelijke factoren, intrapsychische factoren,
relationele factoren en invloeden uit het fysieke en sociale
milieu het ontstaan, verloop en de terugkeer van depressie
bepalen. Zo bestaat er een onomstreden verband tussen
lichamelijke aandoeningen en depressie. Tevens speelt een
kwetsbare persoonlijkheid een belangrijke rol. Vooral de invloed
van externe factoren op een (meer) kwetsbare persoonlijkheid,
zoals het gebrek aan sociale steun en
de vaak weinig stimulerende omgeving die ouderen bevestigen in
een negatief zelfbeeld, kunnen worden aangeduid als
oorzaken van depressie en zelfdoding. Precies dit laatste wijst
op een band tussen zingeving en depressie: depressies bij
ouderen ontstaan evenzeer als gevolg van het onvermogen van
zowel de maatschappij als van het individu (als subject in deze
maatschappij) om zin te geven aan de eindigheid en
afhankelijkheid die kenmerkend zijn voor deze fase in het
menselijk leven.
Gevolgen
van het zingevingsdeficit voor de maatschappelijke positie
van
ouderen en de ouderenzorg: ‘ageism’
ageism
Eén van de
centrale idealen in onze samenleving is dat van autonomie. In
deze visie hangt zingeving samen met de vrijheid die het
individu heeft om het levensplan te volgen dat het best met zijn
smaak of voorkeur overeenstemt.5 Zonder te
suggereren dat we de verworvenheden moeten verlaten die uit de
prioriteit van de waarde van autonomie voortvloeien, willen we
wijzen op de nefaste gevolgen ervan voor de maatschappelijke
positie van de ouderen. Zo is duidelijk dat er in het
overheersende levenspatroon nauwelijks ruimte is voor het feit
dat ouderen niet onafhankelijk en zelfredzaam zijn, maar eerder
kwetsbaar en concreet geconfronteerd worden met eindigheid en
sterfelijkheid. Ze zijn meestal in mindere of meerdere mate
op de zorg van anderen aangewezen.6 De idee dat de
mens onafhankelijk is en zijn leven zelf bepaalt, overheerst in
onze maatschappij in die mate dat we
ouderen, die niet aan dit ideaal van de ‘self-made man’ voldoen,
marginaliseren en aan de rand van de samenleving plaatsen.7
Dit proces van marginalisatie van ouderen wordt aangeduid met de
term ‘Ageism’.8 Vanaf het ogenblik dat ouderen niet
langer de vitale, onafhankelijke, consumerende ouderen zijn in
hun ‘derde leeftijd’, maar veeleer deel uitmaken van de
zorgbehoevende en afhankelijke ‘vierde leeftijd’, verdwijnen
deze mensen van het voorplan van de maatschappij en worden ze,
via mantelzorg of opname in een Rust- en Verzorgingstehuis (RVT),
aan het publieke gezichtsveld onttrokken.
De marginalisatie van ouderen blijkt allereerst uit de plaats
die zij innemen binnen de gezondheidszorg zelf. Ouderen worden
vooral beschouwd als object van zorg, en geassocieerd met de
problemen die hiermee samenhangen. Ouderenzorg geurt naar
feces en de degradatie van de oudere patiënt gaat gepaard met de
degradatie van zijn zorgverlener – Bouckaert spreekt op dit
vlak zelfs van een ware ‘gerontofobie’ onder de
gezondheidszorgwerkers. De ‘stille zorgconsumenten’ zijn in
medisch opzicht bovendien volstrekt oninteressant, want
genezing – en de introductie van spectaculaire spitstechnologie
hierbij – valt niet te verwachten. Op het vlak van de
geestelijke gezondheidszorg resulteert dit in een ‘therapeutisch
nihilisme’, de neiging om de psychische gezondheidsproblemen
van oudere patiënten te minimaliseren door deze toe te schrijven
aan het verouderingsproces en ze bijgevolg ook niet meer te
behandelen. Met betrekking tot depressie en zelfdoding
heeft dit ‘therapeutisch nihilisme’
schrijnende gevolgen. Zo blijkt uit onderzoek dat ongeveer
70% van de ouderen die suïcide pleegden in de loop van de maand
voor hun dood contact had met een hulpverlener (20% op de dag
zelf en 40% in de week voor hun dood). Toch werden ze minder dan
jongeren doorverwezen naar psychiatrische diensten en slechts 8%
van de ouderen werd adequate antidepressieve medicatie
voorgeschreven.9
We willen erop wijzen dat het ‘ageism’ ook op impliciete wijze
invloed heeft op het zelfdodingsgedrag bij ouderen. In het
perspectief waarin het principe van respect voor autonomie als
het voornaamste referentiepunt geldt, wordt het moreel
aanvaardbaar geacht om ook depressieve ouderen te helpen in hun
zelfdodingsplannen. Denken we maar aan ‘De Einder’, een
stichting voor hulp bij zelfdoding, die in Nederland over
vijftien consulenten beschikt om mensen te begeleiden in hun
stappen naar de dood.10 ‘De Einder’ en dergelijke
verenigingen wanen dat het getuigt van respect voor de autonomie
van deze ouderen om hen in hun plannen te helpen. Zij spreken
van een ‘recht op zelfdoding’ dat zou voortvloeien uit het
principe van respect voor autonomie; ook ouderen beschikken
volgens hen over dat recht. Naar onze mening getuigt het
echter pas van respect voor de autonomie van ouderen wanneer we
hen niet bevestigen in hun gevoel van zinloosheid – wat de
mensen van ‘De Einder’ precies wél doen – maar wanneer we hen
doen ervaren dat ze er mogen zijn, ook als zorgafhankelijke
mensen, en dat ze precies in deze hoedanigheid een eigen roeping
en taak hebben.11 Respect voor autonomie louter
opvatten als het respecteren van de keuze van ouderen voor de
dood – een keuze die geen keuze is, daar de dood in deze
situatie van hopeloosheid en uitzichtloosheid het aanschijn
van het leven krijgt – houdt ouderen gevangen in de zinloosheid.
Respect voor autonomie van een oudere
die zelfdoding overweegt, betekent dat deze persoonin
zijn afweging dient te worden ondersteund, zodat ook andere
alternatieven dan de dood overwogen kunnen worden – zonder dat
de dood daartoe echter wordt doodgezwegen. In deze
afweging ontneemt de oudere zichzelf niet de mogelijkheid om in
de toekomst tot een andere beoordeling te komen. Deze steun kan
enkel komen vanuit een omgeving die
ouderen waarderen; anders blijven ze nergens.
Gevolgen
van het zingevingsdeficit voor de geestelijke gezondheid van
ouderen: depressie en zelfdoding
Door alle
aandacht voor autonomie is een situatie ontstaan waarin de
oudere mens zich voor zijn zingeving richt op de idealen die
gelden in de tweede levensfase (de arbeidzame periode). Ouderen
moeten zolang mogelijk zelfstandig blijven én onafhankelijk.
Mensen ondergaan een proces van ‘narcistische identificatie’,
waarbij ze zichzelf proberen te veranderen om beter te
beantwoorden aan een beeld waarmee ze zich identificeren.12
Dit ideaalbeeld is overheersend dat van de autonome,
zelfbepalende mens. In de narcistische identificatie met het
beeld van de autonome mens, lijkt het leven alleen maar zin- en
waardevol wanneer men erin slaagt om de beoogde
zelftransformatie uit te voeren, en wanneer men dus zelfstandig
en onafhankelijk blijft. Wanneer de ouderen zorgafhankelijk
worden en het niet meer redden om zelfstandig en onafhankelijk
te blijven, lopen zij het gevaargeleidelijk
hun trots en eigenwaarde in te leveren en
hun betrokkenheid bij het leven te verliezen.
Vaak versterkt onze zorg voor ouderen hen in hun negatieve
zelfbeeld – het niet meer onafhankelijk kunnen zijn – en het
daaruit voortvloeiende zin-vacuüm. Zo is de boodschap die we
ouderen geven meestal: ‘Maak je nu maar geen zorgen meer,
want nu word je verzorgd’. Maar het zijn net deze zorgen
waardoor ze zich engageren in een toekomst. Zich zorgen maken,
doen mensen immers als ze met de toekomst bezig zijn, aldus
Jacques De Visscher.13De
boodschap die we ouderen meegeven, heeft bijgevolg veel weg van
een doodsvonnis. Door hen volstrekt object van zorg
te maken, betrekken we hen enkel nog op een heden, een nu, en
wel als muur waarop alles ten einde loopt. Hun leven verliest
immers z’n bestemming als ze zich niet meer kunnen inzetten voor
anderen en als ze zich tot het ondergaan van zorg en tot
passiviteit veroordeeld weten. Voor deze ouderen wordt de
wereld dan een vreemde omgeving die nog nauwelijks enige
aandacht verdient. Als gevolg hiervan
plooien ze zich in zichzelf en laten ze zich in het sterven
wegzakken.14
Depressie en zelfdoding bij ouderen vindt dus een diepere
oorzaak in het onvermogen van mensen om op positieve wijze om te
gaan met afhankelijkheid en eindigheid. Vanuit het dominante
autonome mensbeeld wordt afhankelijkheid louter negatief
gewaardeerd. De heersende idee dat zin voortkomt uit de vrijheid
om een eigen levensplan te verwezenlijken, creëert een zinvacuüm
in het leven van afhankelijke ouderen die niet meer over de
vereiste zelfbepaling beschikken en wiens leven zich daarenboven
in een eindfase bevindt. Het onvermogen om een plaats te geven
aan afhankelijkheid en eindigheid helpt zorgafhankelijke ouderen
aan een negatief zelfbeeld, dat bovendien vaak nog eens
versterkt wordt door een betuttelende
ouderenzorg. In deze zorg bevestigen we immers het
beeld dat ouderen hebben van zichzelf, namelijk dat ze niets
meer zelf kunnen en eerder tot last zijn dan tot nut strekken.
Ook in het principe van het respect voor autonomie dat vandaag
ingang vindt in de ouderenzorg, wordt de zinloosheid van het
zorgafhankelijke bestaan bevestigd. Autonomie wordt er immers
eenzijdig gepercipieerd als keuzevrijheid (zie ‘recht op
zelfdoding’ volgens ‘De Einder’), terwijl de
keuzevrijheid bij zorgafhankelijke ouderen
is ineengeschrompeld. Er wordt weinig of geen
aandacht besteed aan hoe die keuzevrijheid kan worden vergrootdoor ouderen allereerst te leren omgaan met de beperkingen
die eigen zijn aan het laatste stadium van hun leven.
Zorgethische
perspectief: tegemoetkomende zorg
Een zorgethische
omgang met ouderen biedt hier een waardevol perspectief. Binnen
dit perspectief wordt autonomie in zorg geïntegreerd en hangen
zorg en autonomie – afhankelijkheid en zelfstandigheid – samen
in een dialectisch verband. Bovendien wordt het zingevingsaspect
benadrukt. Zo worden ouderen vanuit een zorgethisch
perspectief ertoe aangezet om de zorg voor zichzelf en de zorg
voor anderen te cultiveren, precies omdat deze zorgbetrokkenheid
op zichzelf en anderen zin verleent aan hun bestaan.
We werken depressie en zelfdoding in de
hand wanneer we ouderen opsluiten in een zorgeloos – en dus
onnatuurlijk – bestaan. Daarom moeten we hen precies
ondersteunen in hun zorg. Zoals De Visscher terecht stelt zal
het gaan om een ‘geherbergde zorg’ die uitmondt in een ‘helpen
wonen’, zodat het wonen van een zorgafhankelijke oudere toch nog
steeds iets van een ‘eigen wonen’ overhoudt, hoe beperkt ook.
Dit wil zeggen: met ruimte en tijd voor zorg voor zichzelf, voor
anderen, voor bedrijvigheden en voor dingen.15 In
plaats van een betuttelende zorg of een ‘zorg’ die de autonomie
van de oudere respecteert zoals bijvoorbeeld ‘De Einder’ dit
opvat – tweemaal zorg die de afhankelijkheid en de zinloosheid
van de oudere bevestigt – pleiten we vanuit zorgethisch
perspectief voor een ‘tegemoetkomende zorg’ die de identiteit
van de oudere ondersteunt en bevestigt, zelfs als die identiteit
gefragmenteerd, ontworteld of versnipperd is.
Hoe deze ‘tegemoetkomende’ zorg in praktijk kan worden
gerealiseerd, illustreert Dr. Bouckaert met een aantal
voorbeelden uit de praktijk.16 Door heel concrete
initiatieven kunnen ouderen volgens hem de kansen krijgen om op
een actieve en creatieve manier hun leven herin te richten,
rekening houdend met de afhankelijkheid en de eindigheid die dit
stadium in hun leven kenmerken. Een eerste soort initiatieven is
gericht op de zorg van ouderen voor zichzelf, een tweede soort
focust eerder op de zorg van ouderen voor anderen.
Kijken we allereerst naar de initiatieven die betrekking hebben
op het ondersteunen van de zorg van ouderen voor zichzelf.
Bouckaert suggereert in dit kader het opzetten van
gespreksgroepen waarbij depressieve ouderen
uit hun – emotioneel – isolement worden
gehaald. In deze groepen leren ouderen dat ook
anderen dezelfde problemen ervaren en delen zij deze. Niet
alleen worden hierbij de sociale en communicatieve
vaardigheden geoefend, ook ervaren ouderen in een
gespreksgroep de nodige sociale steun
om de beperktheden niet alleen te moeten dragen. Thema’s die
gerelateerd zijn aan zingeving worden niet uit de weg gegaan.
Hoe gaan ouderen om met angst voor de dood? Hoe geven zij zin
aan de leegte die is ontstaan na het verlies van een partner?
Wat is de rol van religie daarbij? Ook de aspecten van de zorg
moeten aan bod komen. Hoe ervaren ouderen de verhuis naar een
RVT en de zorg die hun daar verleend wordt? Wat is hierbij
negatief, wat positief? Hoe staan zij ten opzichte van de
zorgverleners? En belangrijk: hoe ervaren de zorgverleners de
zorg die zij verstrekken en de manier waarop die wordt
ontvangen? Bouckaert benadrukt dat dergelijke – kleine en vaste
– gespreksgroepen in RVT’s ertoe kunnen leiden dat bewoners
tevredener zijn met de verzorging of het huis, dat hun
geestelijke gezondheid erop vooruitgaat en dat zorgconsumptie en
medicatiegebruik binnen de perken blijven. Onderzoek heeft
aangewezen dat vooral de factor ‘sociale steun’ die ouderen in
deze gespreksgroepen ervaren, doorslaggevend is voor een betere
geestelijke gezondheid.17
Bouckaert pleit verder voor initiatieven die de autonomie van de
ouderen zoveel mogelijk in stand houden en versterken. Het
betreft heel dagelijkse zaken die mensen stimuleren om zelf
dingen te blijven doen en voor hun eigen behoeften en wensen op
te komen, zoals bijvoorbeeld de tafel zetten of de was doen.
Het komt er hierbij ook op aan om ouderen een voorspelbare
structuur en een zekere routine te verschaffen, waardoor ze
ondersteund worden om een eigen ritme vol te houden. Ook het
aanbieden van faciliteiten zodat ouderen naar de kapper, de
pedicure of het schoonheidssalon kunnen gaan, zijn dagelijkse
zaken van zorg voor zichzelf die het zelfrespect en de
eigenwaarde ondersteunen.
Een tweede soort initiatieven is gericht op het ondersteunen
van de zorg van ouderen voor anderen. Belangrijk hierbij is
niet alleen het in stand houden of verbreden van het sociaal
netwerk van ouderen, maar vooral de zingevingsdimensie die
de zorg voor anderen inhoudt. In de ervaring van het
verbonden zijn met anderen ervaren mensen zin. Zorg voor
anderen kan een ervaring van zelftranscendentie meebrengen, die
radicaal omgekeerd is aan de eerder vermelde narcistische
identificatie met een autonoom mensbeeld en de opvatting dat een
leven pas zinvol is wanneer men erin slaagt om op volstrekt
zelfstandige wijze z’n levensplan te verwezenlijken. Immers,
in de ervaring van te kunnen zorgen
voor anderen, verdwijnen de vraag naar de eigenwaarde en de
bekommernis ‘heeft mijn bestaan enig belang?’ naar de
achtergrond. De gedachte dat we ons leven kunnen
beoordelen als een taak die we moeten volbrengen of een project
dat we tot een goed einde moeten brengen, is een gedachte die
haaks staat op de ervaring van zelftranscendentie in en door de
zorg voor anderen.18 Het gevoel van zinloosheid bij
ouderen hangt vaak samen met het gevoel volstrekt onnuttig te
zijn voor anderen. Bovendien wordt dit negatieve zelfbeeld
versterkt door het idee dat men niet voldoet aan het ideaalbeeld
van de autonome, onafhankelijke mens. Door het cultiveren van
zorgen voor anderen verdwijnt het gevoel bij ouderen dat ze
onnuttig zijn en ervaren ze dat hun leven wél nog zin heeft. Ze
ontlenen zin en waardigheid aan wat hen transcendeert, namelijk
de andere(n) voor wie ze zorgen.
Bouckaert is ervan overtuigd dat de
zorg voor anderen bij ouderen bijzonder belangrijk is om de
ervaring van zin- en betekenisloosheid te bestrijden en komaf te
maken met het negatieve zelfbeeld. Duidelijk is dat
ouderen zorg kunnen opnemen voor elkaar, een spoor dat nog al te
weinig wordt gevolgd in de ouderenzorg. Hij pleit voor een
integratie van de ‘derde leeftijd’ in de zorg voor de ‘vierde
leeftijd’. Deze zorg is zinverlenend in dubbele zin: de
zorgbehoeftige ouderen putten kracht uit de zorgrelatie die ze
met de 60-plussers hebben, en tegelijk is deze zorg voor deze
laatsten een zinvolle tijdsbesteding en voelen ze zich nuttig
tijdens een stadium van hun leven waarop ze de arbeidsmarkt
verlaten en in een ‘zwart gat’ dreigen terecht te komen.
Bouckaert is verder ook gewonnen voor het zogenaamde
‘intergenerationele’ werken met ouderen, waarbij deze opnieuw
zorg opnemen voor de volgende generaties. We spreken hier van
‘opnieuw’, want de gedachte dat zorgbehoevende ouderen niet
alleen object van zorg, maar tegelijk ook subject van zorg
kunnen zijn, past niet in ons autonomiegerichte denken.19
Toch kunnen zorgbehoevende ouderen op een creatieve manier
worden ingeschakeld in bijvoorbeeld de zorg voor jongeren en
kinderen. Dat kan op een impliciete wijze door het vertellen van
verhalen. Door ouderen in contact te brengen met kinderen, en
deze hun levensverhaal te laten vertellen, breken zij de wereld
van de kinderen open en brengen ze hun een nieuw en waardevol
perspectief bij. Door het vertellen van verhalen krijgen de
zorgidentiteit en de zorgrelatie die de ouderen met kinderen
aangaan verder vorm.
Besluit
Het is
duidelijk dat een efficiënt ontmoedigingsbeleid inzake
zelfdoding bij ouderen verder gaat dan het afsluiten van
dakterrassen en het buiten bereik houden van narcotica en
dodelijke hoeveelheden geneesmiddelen; het bestaat
voornamelijk in het scheppen en begunstigen van een
samenleving waarin kwetsbare en bedreigde ouderen hun
zelfbesef kunnen bewaren of terugvinden.20
Hierbij moet aandacht worden gegeven aan initiatieven die de
zorg van ouderen voor zichzelf en voor anderen stimuleren.
In deze bijdrage hebben we immers aangetoond hoe deze zorg
in z’n dubbele dimensie depressie en zelfdoding op een
dieper niveau – met name dat van zingeving – kan tegengaan.
Er is nood aan een zorgethisch perspectief waardoor
zorgafhankelijkheid positief kan worden geduid. Verder moet
er een subjectivering van zorg voor ouderen plaatsvinden.
Een ouderenzorg die ophoudt met ouderen te ‘infantiliseren’
door hen louter en volstrekt te beschouwen als object van
zorg, maar hen integendeel ondersteunt in hun zorg voor
zichzelf en voor anderen, zal ouderen destigmatiseren. Een
dergelijke ouderenzorg maakt immers duidelijk dat een
mensenleven ook in de laatste stadia, ondanks en zelfs
dankzij zorgafhankelijkheid en het uitzicht op het sterven,
zin- en waardevol kan zijn. Dit zorgperspectief moet echter
van binnenuit groeien. Alleen een geleidelijke
mentaliteitswijziging kan ‘ageism’ en de marginalisatie van
ouderen tegengaan.
voetnoten
1.
Gezondheidsindicatoren 2001, Ministerie van de Vlaamse
Gemeenschap, Entiteit Beleidsondersteuning. Zie ook http://www.wvc.Vlaanderen.be/gezondheidsindicatoren
2. Gesprek met Dr. Filip Bouckaert op 30 januari 2004.
3. F. BOUCKAERT, ‘Depressie bij ouderen: diagnostische,
preventieve en therapeutische aspecten’ in Neuron 8 (2003) 6, p.
205-210.
4. F. BOUCKAERT, ‘Preventie van depressie bij bewoners en
aspirant-bewoners van rust- of verzorgingstehuizen’ in Depressie
en zelfmoord. 10 preventiestrategieën. Documentatiemap
gezondheidsconferentie 2002, Brussel, 2002, p. 36-39.
5. A. BURMS, ‘Autonomie: het ideaal van een narcistische
cultuur’ in R. BREEUER, A. BURMS, Ik/Zelf. Essays over
Identiteit en Zelfbewustzijn, Leuven, 2000, p. 17-32.
6. H. MANSCHOT, ‘Kwetsbare autonomie? Over afhankelijkheid en
onafhankelijkheid in de ethiek van de zorg’ in H. MANSCHOT, M.
VERKERK (red.), Ethiek van de zorg. Een discussie,
Amsterdam, 1994, p. 97-118.
7. J. TRONTO, Moral Bounderies. A Political Argument for an
Ethic of Care, New York, 1994, p. 111 e.v.
8. E. PALMORE, Ageism: Negative and positive, New York,
1990.
9. F. BOUCKAERT, Depressie bij ouderen, p. 208.
10. T. VINK, Als de dood voor de dood? Over dood, zelfdoding
en hulp bij zelfdoding, Budel, Damon, 2002.
11. L. VANLAERE, T. MEULENBERGS, Zelfdoding, een recht?
in De Standaard 15 juli 2002.
12. A. BURMS, R. BREEUER, ‘Het ware zelf’ in R. BREEUER, A.
BURMS, Ik/Zelf. Essays over Identiteit en Zelfbewustzijn,
Leuven, 2000, p. 1-15.
13. J. DE VISSCHER, ‘Zorg dragen. Alledaags en onalledaags’ in
Tijdschrift voor Welzijnswerk 27 (2003) 255, p. 5-10.
14. L. VANLAERE, ‘Tegemoetkomende zorg’ in Bejaardenzorg
(2004) nr. 179, p. 8-10.
15. J. DE VISSCHER, o.c., p. 9-10.
16. Gesprek met Dr. Filip Bouckaert, 30 januari 2004.
17. F. BOUCKAERT, ‘Preventie van depressie bij bewoners en
aspirant-bewoners van rust- of verzorgingstehuizen’, a.c., p.
38.
18. A. BURMS, R.BRUEEUR, a.c., p. 9 e.v.
19. K. LINDEMANN, ‘The ethics of receiving’ in Theoretical
Medicine 24 (2003), p. 501-509.
20. H. M. KUITERT, Suicide: wat is er tegen? Zelfdoding in
moreel perspectief, Baarn, 1983, p. 157.
In Nederland
slikken bijna 1 miljoen mensen antidepressiva. De laatste jaren
is uit meerdere onderzoeken gebleken dat veel mensen met een
lichte of matige depressie de pillen helemaal niet nodig hebben.
Artsen weten dit wel, maar schreven het afgelopen jaar toch meer
dan 6 miljoen recepten uit.
Ze hebben vaak geen tijd voor een goed gesprek met de patiënt,
terwijl dat volgens deskundigen voor depressieve mensen de
oplossing zou kunnen zijn. De deskundigen zeggen dat voor veel
mensen de depressie na een paar maanden ook vanzelf overgaat. De
nieuwe antidepressiva zijn niet de wondermiddelen waarvoor ze
twintig jaar geleden werden aangezien.
De bijwerkingen kunnen ernstig zijn, ze doen niet altijd wat ze
beloven en soms treden er na het stoppen of minderen met de
pillen ontwenningsverschijnselen op.
Chemisch
De meeste mensen denken dat depressie wordt veroorzaakt door een
tekort aan de stof serotonine in de hersenen. En dat met
antidepressiva het chemische tekort in ons hersenen wordt
hersteld.
“Dit klopt niet”, zegt professor D. Healy in ZEMBLA. “Uit
onderzoeken naar depressieve mensen blijkt dat er geen enkel
bewijs is dat er iets mis is met het serotonine niveau in hun
hersenen”.
Aan de Universiteit van Cardiff in Wales doet Professor Healy al
jaren onderzoek naar de werking van antidepressiva en de rol die
de industrie speelt bij het feit dat deze pillen zo massaal
voorgeschreven worden. "Dat velen het serotonine verhaal
intussen toch als waarheid aannemen is vooral goede marketing
van de farma industrie", zegt Healy. "Want dan is de oplossing
voor een depressie opeens een pil. Alsof het vitamientjes zijn."
Weinig effect
Dit jaar nog is er een groot internationaal onderzoek
gepubliceerd waarin de meest antidepressiva onder de loep worden
genomen. De conclusie van de onderzoekers is, dat de pillen het
nauwelijks beter doen dan placebo’s, neppillen. Alleen bij heel
ernstig depressieve mensen lijken ze effect te hebben.
Volgens oud-huisarts en nu hoogleraar aan VU Ivan Wolffers
kunnen huisartsen geen goed onderscheid maken of mensen licht,
matig of zwaar depressief zijn. Volgens Wolffers schrijven
huisartsen antidepressiva daardoor te snel voor. “Het is echt
bizar hoeveel mensen tegenwoordig een antidepressivum krijgen”.
In deze reportage van Zembla vertellen twee patiënten over hun antidepressiva-gebruik.
De heer B. Drost zat in het management team van een middelgroot
bedrijf en werkte daar met veel plezier. Desondanks kreeg hij
een burnout en werd depressief. Zijn huisarts schreef
antidepressiva voor om hem uit het donkere gat te halen. Hij
kreeg last van bijwerkingen en raakte nog dieper in de put. ”Op
een gegeven moment was ik een zombie. Ik vlakte helemaal af. Ik
was mezelf niet meer”.
Mevrouw I. de Graaf slikt al dertien jaar antidepressiva. Ze zou
willen stoppen maar het lukt haar niet. “Ik heb al een aantal
keren geprobeerd om ermee te stoppen. Dat ging fout. Ik dacht
dat de depressie terug kwam. Ik wist niet dat je last kon
krijgen van ontwenningsverschijnselen”.
Samenstelling en regie: Nicolien Herblot -
Research: Sinan Can -
Eindredactie: Kees Driehuis
Meer dan een
miljoen mensen in Nederland slikt antidepressiva. Dit terwijl
deze pillen al jaren ter discussie staan. Ze worden in verband
gebracht met zelfmoord onder jongeren en gesjoemel met
onderzoekresultaten door de farmaceutische industrie.
Antidepressiva zijn niet onschuldig: het is moeilijk om er
weer mee te stoppen en de pillen kennen veel bijwerkingen.
Bovendien werken ze alleen bij heel ernstig depressieve mensen.
Bij lichte en matige depressies werken placebo's,
gesprekstherapie of hardlopen net zo goed. Volgens deskundigen
heeft slechts een minderheid van de gebruikers een ernstige
depressie. Iedere arts weet dit inmiddels.
Maar toch stijgt het gebruik van antidepressiva al jaren en ook
in 2015 is het aantal gebruikers van antidepressiva in Nederland
weer gestegen met 3,5 procent naar 1,15 miljoen mensen. Uit
onderzoek blijkt dat deze pillen bij jongeren kunnen leiden tot
meer suïcidaal gedrag.
Zembla onderzoekt waarom het gebruik van antidepressiva zo
hardnekkig blijft stijgen, terwijl bekend is dat deze pillen bij
veel mensen niet goed werken, en gevaarlijk kunnen zijn.
Depressieve
ouderen
krijgen vaker hartaanval
bron:
Nederlandse VU medisch centrum in Amsterdam - dagblad
Het
Laatste Nieuws
- 12/10/2008
Ouderen
met een depressie lopen een ruim twee keer zo hoog risico om een
hartaanval te krijgen dan leeftijdgenoten die niet
depressief zijn. Dat geldt ook voor mensen die op het eerste
gezicht gezond zijn. Huisartsen en psychiaters zouden daarom
meer aandacht moeten hebben voor de lichamelijke gesteldheid van
hun depressieve patiënten. Dat blijkt uit een onderzoek aan het
Nederlandse VU medisch centrum in Amsterdam bij 2.400
55-plussers.
Depressieve patiënten hebben een hogere kans om andere
lichamelijke verstoringen te krijgen. Zo hebben ze ruim twee
keer zo vaak een overactieve afweer. Dat kan leiden tot een
verhoogde kans op hart- en vaatziekten en dementie.
Hartaandoeningen
Verder hebben ouderen met een depressie zowel verhoogde als
verlaagde cortisolwaarden of stresshormoonwaarden. Dat is
opmerkelijk, want deskundigen dachten tot nu toe dat een teveel
aan cortisol psychiatrische stoornissen veroorzaakt.
Circa een op de vijf 60-plussers heeft een aandoening aan het
hart. Tussen de 10 en 15 procent van de ouderen heeft last van
depressies. (belga/svm)
Vervotte
maakt geld vrij
voor psychologen in rusthuizen depressie meest voorkomende aandoening bij 75-pussers bron:
De Standaard
- 29/09/2006
BELGA BRUSSEL - Vlaams
minister van Welzijn Inge Vervotte trekt 175.000 euro uit om via
proefprojecten psychologen in te zetten in rusthuizen. Eén op
de vijf rusthuisbewoners vertoont depressieve symptomen, één op
de tien maakt een ernstige depressie door. Bij 75-plussers
is de meest voorkomende aandoening depressie. Voor de
zorgverleners in de rusthuizen is het vaak moeilijk om de juiste
diagnose te stellen. Ouderen zijn ook een moeilijk te bereiken
groep voor de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, onder
meer omdat de bejaarden minder mobiel zijn. Bij de
proefprojecten zal nu een psycholoog of psychiater naar het
rusthuis komen als de arts in het rusthuis daarom vraagt. Die
stelt dan een diagnose en geeft advies aan de arts en
zorgverleners. (dwm)
Meer
aandacht nodig voor
levensmoeheid van ouderen
nog groot taboe in rusthuizen
bron:
De Standaard - 17/12/2004 - redactrice Veerle Beel
BRUSSEL — Er zijn te weinig
preventie-initiatieven die zelfdoding bij ouderen proberen te
voorkomen. Dat zegt de SP.a-senator Christel Geerts. De
eerstelijnszorg en hulpverlening moeten volgens haar meer attent
zijn voor signalen van levensmoeheid bij die doelgroep.
In Vlaanderen
maakt om de zeven uur iemand een eind aan zijn leven. Het gaat
om zowat duizend mensen per jaar, van wie een meerderheid
mannen. In absolute cijfers is het een probleem dat zich vooral
onder jonge mensen voordoet. In de leeftijdsgroep tussen 30 en
40 jaar is het de meest voorkomende oorzaak van overlijden. En
zonder het verkeer zou dat ook het geval zijn bij de twintigers.
Die
cijfers verdoezelen een ander nijpend probleem. Het gaat erom
dat, proportioneel gezien, bejaarden vaker hun toevlucht tot
zelfdoding nemen. Vooral bij mannen vanaf 75 stijgt het aandeel
zelfdodingen in de sterftecijfers enorm. Dat is te zien op de
bijgevoegde grafiek.
,,In het circuit
van de professionele hulpverlening is dit een bekend fenomeen’’,
zegt de SP.A-senator Christel Geerts. ,,Maar in brede kring is
het te weinig bekend. Iedereen weet dat zelfdoding een toenemend
probleem bij jonge mensen is. In de federale regeringsverklaring
staat preventie van zelfdoding bij jongeren als specifieke
beleidsdoelstelling. Het probleem wordt niet met ouderen in
verband gebracht. In het licht van de toenemende vergrijzing is
dat jammer, want als het aantal ouderen in de samenleving
toeneemt, zal het probleem daar ook steeds scherper zichtbaar
worden.’’
Geerts heeft
samen met haar SP.A-collega Staf Nimmegeers het initiatief voor
een studienamiddag genomen, die vandaag plaatsvindt. Zelf gaat
ze enkele beleidsopties naar voren schuiven. ,,Ik heb
gegrasduind in de binnen- en buitenlandse literatuur over het
onderwerp. Daaruit blijkt dat ouderen die zelfmoord plegen niet
per se een geïsoleerd en eenzaam bestaan hebben geleid. De
meerderheid onder hen heeft in de maand die aan hun overlijden
voorafgaat nog een hulpverlener gezien. Misschien hebben ze niet
over hun zelfdodingsgedachten gesproken, maar ze hadden wel een
klacht.’’
,,We moeten de
eerstelijnszorg aanmoedigen om daar meer aandacht voor te
hebben. Blijkbaar vindt men een bejaarde die wat somber is, niet
verontrustend. Of men denkt dat een gebrek aan eetlust bij het
ouder worden hoort. Als een jongere zo’n klacht heeft, zou men
sneller schrikken en actie ondernemen.’’
Een ander
voorstel dat ze op de agenda wil plaatsen, is een betere
begeleiding van bejaarden die uit het ziekenhuis worden
ontslagen na een mislukte zelfmoordpoging. ,,Er bestaan
proefprojecten met een ‘overlevingskaart’ die wordt meegegeven,
waarop men adressen van hulpverlening vindt. Men moet er attent
voor zijn dat die kaart niet vol internetadressen staat, maar
toegankelijk blijft voor ouderen zonder computerervaring.’’
NOG
GROOT TABOE IN RUSTHUIZEN
Wie ontbreekt op
de bijeenkomst van deze namiddag, zijn vertegenwoordigers van de
rusthuissector. Geerts: ,,Ik heb wel contact gehad met
verpleegkundigen die erkennen dat het probleem ook bij hen
bestaat. Maar er zijn er maar weinig die er openlijk over durven
te praten. Ze zijn bang dat ze ervan beschuldigd zouden worden
hun instelling in een negatief daglicht te plaatsen.’’
,,Nochtans komt
het ook in rusthuizen voor, maar het blijft er voorlopig een
groot taboe. Er is nog werk aan de winkel.’’
Vandaag tussen 12
u.30 en 16 u.30 in de Senaat, zaal M, Wetstraat 8, 1000 Brussel.
bejaarden in rusthuizen kampen vaak met depressies bron:
De Standaard - 16/08/2003 -
Tom Ysebaert
PREVENTIEPLAN MAAKT
HULPVERLENERS ATTENT — BRUSSEL --
Bejaarden in rusthuizen kampen
vaak met depressies. Daardoor liggen de zelfdodingscijfers ook
zo hoog. Dat is de conclusie van een studie in vier rust- en
verzorgingstehuizen. De Vlaamse overheid werkt een actieplan
voor preventie van zelfmoord dat onder meer de beroepsmensen uit
de bejaardenzorg attent wil maken op tekenen van depressie.
Verpleegkundige
Miet Vermeiren deed voor haar licentiaatsverhandeling
medisch-sociale wetenschappen een onderzoek in vier Antwerpse
rust- en verzorgingstehuizen (RVT's). Het christelijk opinieblad
Tertio publiceerde zopas de resultaten. Meer dan de helft van
de bejaarden (51,7 procent) voelt zich wanhopig en 36,7 procent
is zelfs ronduit depressief. Deze cijfers zijn voor
Vermeiren alarmerend omdat depressie de
belangrijkste reden is voor bejaarden om een einde aan hun leven
te maken.
Zelfdoding piekt
vooral bij mannen ouder dan 75. Daar klimt het cijfer naar bijna
100 gevallen per 100.000 inwoners. Zeker niet-gehuwden behoren
tot een risicogroep. Bij vrouwen zijn het precies de gehuwden
die het vaakst zelfmoord plegen.
Vermeiren
bestrijdt de heersende lakse houding tegenover zelfdoding bij
senioren en vraagt dat depressie wordt opgespoord en
behandeld.
Dat is ook de
mening van dokter Peter Hooft, wetenschappelijk coördinator van
de administratie gezondheidszorg van de Vlaamse Gemeenschap. In
december vorig jaar kwamen wetenschappers met strategieën voor
de aanpak van depressies en zelfmoord. Zij stelden de overheid
een streefdoel voor om tegen 2010 het aantal zelfdodingen met
acht procent terug te dringen.
Dokter Hooft
kondigt aan dat er een pakket maatregelen in de maak is dat,
afhankelijk van parlementaire goedkeuring en van beschikbaar
budget, in 2004 zou uitgevoerd worden.
,,De maatregelen
zullen zeker drie hoofdstukken bevatten'', zegt Hooft, ,,Een
eerste is een project om beroepsmensen uit de bejaardenzorg meer
attent te maken op tekenen van depressie. Tevaak
wordt dat nog met beginnende dementie verward. We zien dat
bejaarden die naar een rustoord
verhuizen helemaal ontregeld zijn en depressief worden.
Zij kunnen geholpen worden, zowel met medicijnen als met
begeleiding.''
De twee andere
klemtonen van het pakket zijn een project rond
mediaverslaggeving over zelfdoding en een bijzondere aanpak van
de recidiverende depressielijders.
De hoge
zelfmoordcijfers onder ouderen zijn niet nieuw. Ze tekenen zich
al tientallen jaren af. De stijgende trend zit meer bij
dertigers en veertigers. Ons land heeft de trieste eer aan de
Europese top te staan. In Vlaanderen
pleegden in 2000 1.174 mensen officieel zelfmoord.
Koning vraagt
aandacht voor zelfmoord
en geweld tegen bejaarden jaarlijks plegen 2000 mensen in België zelfmoord bron:
De Standaard - 28/01/2003
BRUSSEL
- Koning
Albert heeft vanmorgen in zijn toespraak tot de overheden van
het land bijzondere aandacht gevraagd voor de problematiek van
de zelfmoord, de mishandeling van bejaarden en het
partnergeweld. Naast een strijd op gerechtelijk vlak is er ook
nood aan efficiënte preventie.
Jaarlijks plegen 2.000 mensen in België zelfmoord. Dat aantal
overtreft de 1.400 verkeersdoden, merkt de vorst op. Gezien het
onnoemelijk leed dat elke zelfdoding impliceert, lijkt het
hem ,,werkelijk onontbeerlijk een doeltreffende inspanning op
gang te brengen'' om het aantal zelfmoorden drastisch te doen
dalen.
Koning Albert verwees naar de aanbevelingen van de Vlaamse
gezondheidsconferentie en vroeg meer middelen voor organisaties
zoals Tele Onthaal.
De koning belichtte daarnaast ook de problematiek van
mishandeling van bejaarden door familie of kennissen. Uit
onderzoek blijkt dat één bejaarde op acht te lijden heeft onder
deze vorm van geweld.
Inzake partnergeweld tegen vrouwen moet volgens hem de preventie
versterkt worden. De geweldenaars dienen ervan bewust te worden
dat die daden niet ongestraft kunnen blijven.
Koning Albert zei nog dat het eerste rapport over geweld en
gezondheid dat de Wereldgezondheidsorganisatie in oktober te
Brussel voorstelde een uitstekend actieplan aanreikt in het
nationaal en internationaal streven naar geweldbeheersing.
Zelfmoord is
nooit normaal jaarlijks plegen 2000 mensen in België zelfmoord bron:
De Standaard
- 18/10/2001 -
Isa Van Dorsselaer
Als opa klaagt dat
zijn leven lang genoeg is geweest, is dat een signaal. Hij denkt
aan zelfmoord. Maar de omgeving laat het vaak voorbijgaan.
,,Ach, opa zit wel eens in de put. Dat opa depressief is en kan
worden behandeld, dringt niet altijd door.''
Bij mannen pieken de zelfmoordcijfers vanaf zeventig jaar,
zeggen de Vlaamse Gezondheidsindicatoren (DS 17 oktober).
Waarom plegen bejaarde mannen meer zelfmoord? Een oorzaak die
alles verklaart, bestaat niet. En wetenschappelijk onderzoek
hierover staat in Vlaanderen in de kinderschoenen. De Vlaamse
minister van Welzijn, Mieke Vogels, kende in het licht van de
onrustwekkende cijfers een subsidie van 10 miljoen frank toe aan
de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek van het Gents Universitair
Ziekenhuis.
De onderzoekers moeten de preventie van zelfmoord in Vlaanderen
op een wetenschappelijke basis stoelen. Ondertussen kunnen
onderzoekers, therapeuten en zelfmoordconsulenten uit hun eigen
ervaring wel enkele factoren ter verklaring naar voren schuiven.
Er
is het gevoel van verlies. Van de partner, een kind, een vriend,
maar ook het verlies van inkomen, van gezondheid, lichamelijke
mogelijkheden en vaardigheden. Je moet plots verteren dat
anderen je wassen, kleden, naar het toilet helpen.
,,Veel bejaarden
hebben heimwee'', zegt Wendy Serrasis van het Centrum voor
Zelfmoordpreventie, waar ze aan de noodtelefoon zit. ,,Heimwee
naar vroeger, naar de wereld die ze kenden. Ze voelen zich
vervreemd van een samenleving met normen die niet de hunne zijn,
of die er niet zijn. Ze voelen zich niet meer belangrijk.''
Velen zijn eenzaam en geïsoleerd.
Steeds meer bejaarden leven alleen na de dood van de partner in
plaats van bij de kinderen in te trekken, of ze gaan naar een
rusthuis. ,,Als ze zich slecht voelen, hebben ze niemand om te
praten over wat hen dwars zit.'' Ze hebben geen hoop. Ze denken
vaker aan de dood, omdat ze er minder ver af staan. De stap naar
zelfmoord is voor een 71-jarige kleiner dan voor een
zeventienjarige.
Driekwart van de bejaarde zelfdoders is
depressief. Zeventigplussers zijn over het algemeen
niet depressiever dan andere leeftijden. Depressie komt wel
veel meer voor bij enkele risicogroepen: bejaarden in rusthuizen
of met zware lichamelijke klachten bijvoorbeeld.
Maar depressie bij bejaarden wordt vaak niet herkend. Ja, opa
klaagt wel dat hij de kinderen niet tot last wil zijn, dat het
leven wel lang genoeg is geweest. ,,De
omgeving -- familie, huisarts, rusthuispersoneel -- vindt het
normaal dat bejaarden in de put zitten. Redenen
genoeg, denken ze'', zegt Gwendolyn Portzky van de Eenheid
Zelfmoordonderzoek van het Gents Universitair Ziekenhuis.
Dat opa een depressie heeft die kan
worden behandeld, dringt niet door. De klachten uiten
zich vaak ook lichamelijker dan bij jongeren. En zelf stappen ze
niet zomaar naar een psycholoog. ,,De drempel is voor deze
generatie hoog. Vooral voor mannen. En vrouwen vragen altijd
sneller hulp. Ze praten makkelijker over hun emoties. Ze geven
sneller toe dat er iets schort.''
Dat is de enige verklaring die de ondervraagde specialisten
konden geven voor het opmerkelijk verschil in de
zelfmoordcijfers tussen vrouwelijke en mannelijke
zeventigplussers: door erover te praten, zouden vrouwen sneller
behandeld worden. Na de dood van een partner zouden ze ook beter
de draad weer oppikken. Mannen, zeker de generatie die volgens
het oude rollenpatroon leefde, zouden meer ontredderd zijn.
Er is ook een biologische verklaring:
serotonine, de stof in de hersenen die weerstand
biedt tegen zelfmoordneigingen, vermindert bij het ouder worden
bij mannen meer dan bij vrouwen. ,,Maar bij vrouwen is er ook
een stijging in de zelfmoorden, die nu gemaskeerd wordt door het hoge
cijfer bij de mannen'', zegt Portzky. ,,Zelfmoord is een
combinatie van factoren: sommige kennen we, andere niet. Maar de
kwaliteit van het leven speelt bij
zeventigplussers een erg grote rol.''
Opvallend is voorts dat bejaarden vaak traag zelfmoord plegen,
zodat het door de omgeving niet herkend wordt. Ze nemen hun
medicatie niet. Ze hongeren zich uit of ze lopen bewust te licht
gekleed en te lang in de vriesregen, en sterven dan aan een
longontsteking.
In welke mate zelfmoord soms een
verkapte vorm van euthanasie is, kunnen de cijfers
niet meten. Uit een vergelijking met Nederland blijkt dat het
zelfmoordcijfer voor zeventigplussers daar meer dan dubbel zo
laag is als dat in Vlaanderen -- Nederland heeft een wettelijke
regeling voor euthanasie. Maar uit onderzoek blijkt dat de groep
zelfdoders en die van mensen die voor euthanasie kozen,
nauwelijks overlapt.
Sommigen vinden de kwaliteit van hun leven niet meer je dat, ze
weten dat ze statistisch niet zo lang meer te leven hebben en ze
kiezen liever zelf het moment waarop ze gaan.
Door de medische wetenschap leven we
langer, maar niet iedereen aanvaardt de manier waarop ze dat
soms moeten doen.
Zelfmoord is bij bejaarden ook moeilijker uit het hoofd te
praten, meent Gwendolyn Portzky, omdat de realiteit is wat ze
is. Sommigen zijn heel eenzaam en ziek, ze hebben geen heel
leven meer voor de boeg. Luisteren en
begrip tonen helpt. ,,En we geven ze perspectief'',
zegt therapeut Dirk Van Geel.
,,Mensen, activiteiten waar ze niet meteen aan denken. Hun
kleinkinderen. Het is toch niet dat je niets meer hebt als je 75
bent.''
Maar er zitten grote gaten in de
hulpverlening, zegt Van Geel. ,,Er is weinig
belangstelling om zich in deze groep te specialiseren.'' Ook de
preventie is in hetzelfde bedje ziek, zegt Gwendolyn Portzky.
Het project zelfmoordpreventie Vlaanderen in de Centra voor
Geestelijke Gezondheidszorg is volop bezig met vormingen voor
huisartsen, politiediensten en ziekenhuizen. Voor andere
categorieën zijn er pas later middelen. ,,Maar er moet dringend
opleiding komen voor thuisverzorgsters, bejaardenhelpsters en
voor personeel in rusthuizen'', zegt Portzky. ,,De
cijfers voor ouderen zijn zeer hoog. En toch is daar minder
aandacht voor. Alsof het 'normaler' is als iemand van zeventig
een eind maakt aan het leven.''
Centrum voor zelfmoordpreventie, noodnummer: 02-649.95.55